Toen ik jong was, verslond ik de stripboeken van Lucky Luke. Voor mij ging er niks boven de gelijknamige held op zijn schakende paard die het Wilde Westen beschermde tegen de misdaden van de Daltons, een groep van vier schlemielen die uiteindelijk altijd verloor. Als dokter zie ik mijzelf ook graag als Luke. Ik help mensen door hun problemen te onderzoeken, duiden en behandelen. Onderwijl word ik opgehouden door de Daltons: een onduidelijke anamnese, ontbrekende heteroanamnese, dubieus lichamelijk onderzoek en moeizame communicatie. Nu mijn stage ouderenpsychiatrie ten einde loopt, vraag ik mij steeds vaker af of ik zelf soms ook een Dalton ben. Beoordeelt u zelf de volgende situatie.
‘Als dokter zie ik mezelf graag als Lucky Luke’
Mijn collega en ik stappen in de stromende regen uit de auto. Half rennend lopen we naar de portiekwoning van de patiënt. Wij hebben hem samen één keer op de praktijk gezien voor een intake. Hij was verwezen vanwege het paranoïde waanidee dat zijn buren hem achtervolgden: ‘Ze kijken gewoon dwars door de muren en zetten de buurt tegen me op.’ Hij was niet naar de praktijk gekomen voor een vervolggesprek met de psychiater, dus gingen wij naar hem toe. Ik voel me opgelaten, wat kan ik verwachten? Ik bel aan en wacht vijf seconden. Geen reactie. Ik bel nog maar een keer aan. Met vlammende ogen rukt de man de deur open. Hij is klein van stuk, maar zijn door woede verwrongen gelaatsuitdrukking maakt indruk en ik zet een stap terug. ‘Ga weg, ze kunnen jullie horen,’ sist hij me toe en hij slaat de deur hard dicht in mijn gezicht. Ik sta in dubio: hoe kan ik toch in contact komen? Mijn collega draait zich al half om. Met haar jarenlange ervaring schatte zij in dat we beter konden gaan om escalatie te voorkomen. Met jeugdig elan besluit ik toch nog maar een keer aan te bellen. Wat is het ergste dat kan gebeuren? Voor de zekerheid zet ik een halve stap terug, zodat ik gauw kan wegrennen. Door het raampje zie ik dat de man weer komt aanstormen. ‘Als je nu niet gaat, sla ik je verrot.’ Hij zet een stap naar voren en balt zijn vuist. Beduusd en geschrokken druip ik af, tot grote hilariteit van mijn collega. Met twinkelende ogen zegt ze: ‘Goh, ik dacht dat jij zo veel training had gehad in gespreksvoering! Laten we de huisarts maar eens bellen om te horen hoe die binnenkomt.’