Als beginnend coassistent liep ik mee op de afdeling Chirurgie van een groot ziekenhuis. Een van de patiënten op de zaal werd kortademig en ontwikkelde veel oedeem rond zijn enkels. Hartfalen. Op verzoek van de zaalarts belde ik de dienstdoend cardioloog. Die snauwde me af via de telefoon: hoe ik het in mijn hoofd haalde om bij deze symptomen aan iets cardiaals te denken! Verbijsterd en verward droop ik af. Daarna dacht ik wel twee keer na voor ik een andere discipline bij mijn patiënten zou betrekken. Ik kweekte eelt op mijn ziel en haar op mijn tanden.
Laagdrempelig overleg
Toen ik als beginnend arts in een groot verpleeghuis werkte, meende ik een catatonie te herkennen bij een patiënt met een chronisch psychiatrisch toestandsbeeld. Ik startte eigenhandig een proefbehandeling met een benzodiazepine. Kort daarna werd ik in de gang staande gehouden door de psycholoog, die lucht had gekregen van mijn handelen. Ik had verwacht dat ze tevreden zou zijn, omdat ik haar niet met de patiënt had lastiggevallen. Maar het tegendeel bleek waar: de psycholoog had graag gezien dat ik de toestand van de patiënt zelf met haar had besproken. Ze gaf me te verstaan dat het in een verpleeghuis een goed gebruik is om laagdrempelig te overleggen met andere disciplines. Verbijsterd en verward bood ik mijn excuses aan.
Multidisciplinair
Tegelijkertijd voelde ik blijdschap. Eindelijk had ik een werkomgeving gevonden met ruimte voor multidisciplinaire samenwerking. Een omgeving ook waar het belang van de patiënt voorop staat. De vanzelfsprekendheid van multidisciplinair werken is een van de vele redenen waarom ik me zo thuis voel bij het specialisme ouderengeneeskunde. Sinds 2015 volg ik daarom de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, aan de dependance van het VUmc (Gerion) in het mooie Groningen.
Dag eelt op mijn ziel! Dag haar op mijn tanden!
Deze blog werd geschreven door Doede Veltman. Inmiddels is hij specialist ouderengeneeskunde en hij werkt met veel plezier in de provincie Groningen.