‘In hospice Bardo leven we,’ zegt Linda direct bij onze eerste kennismaking. ‘Andere zorgen, dingen die ik thuis moest doen, zijn ons hier uit handen genomen.’ Ze zit aan het hoofdeinde en kijkt me indringend aan. Ik zit aan het voeteneinde en zie het bedrukte gezicht van haar broer Mark. Hij is iets ouder dan ik en ligt in bed. Zijn wilde haardos doet me denken aan Mick Jagger. Tatoeages op zijn armen; Buddha links en een vrouwenfiguur met zwaard over de gehele lengte van zijn rechter onderarm.
‘Ben blij dat de dood er is’, gooit Mark direct in de groep. ‘Stel je voor dat je pijn hebt die maar aanhoudt, dan is er tenminste een einde.’ Hij ziet mijn verbaasde blik. ‘Ik meen het hoor,’ zegt hij breed lachend. ‘Klinkt misschien wat gek, hé? Heb trouwens helemaal geen pijn hoor.’ Zijn ogen twinkelen. ‘Bedoel het gewoon als voorbeeld.’ Er valt een stilte. ‘Heb wel een bolle buik. Er rommelt van alles, maar er komt niets.’ De twinkeling in zijn ogen is weer verdwenen. ‘Wat gaan we daar aan doen?’
We spreken over mogelijkheden en trekken een plan. En direct ook twee alternatieve plannen voor het geval dat ons eerste plan niet brengt wat we beogen.
‘En wat als dat allemaal niet lukt?’
‘Dat zien we dan wel. Eerst zijn wij aan zet,’ zeg ik.
‘Goed punt. Fijn gesprek zo.’ Hij oogt inmiddels ontspannen.
‘Wat maakt het nou zo’n fijn gesprek?’
‘Het voelt als samen,’ zegt Mark.
‘Een ontmoeting,’ vult Linda aan. ‘En dan bedoel ik “ontmoeting”, met een streepje ertussen, “ont-moeten”.
‘Niets moeten en toch wel keuzes hebben.’
‘En voor nu hebben we onze keuze gemaakt en gaan kijken hoe dat uitpakt,’ rond ik af.
‘Begrijp van de verpleegkundige dat de nefrodrain verstopt is,’ zeg ik als ik een paar dagen later weer aan zijn bed zit.
‘Gaat ‘t goed met de stoelgang en nu dit weer.’ Hij schudt zijn hoofd.
Eerder gaf de verstopte drain ook koorts en ging hij ervoor naar het ziekenhuis.
‘En nu?’ wil Mark weten.
Weer lopen we scenario’s langs.
‘Zie het niet meer zitten om naar het ziekenhuis te gaan. Ben er te zwak voor.’
Niet veel later zijn een verpleegkundige en ik in de weer met een spuit om de verstopping te verhelpen. Marks gezicht staat gespannen.
‘Wat ik me nog afvraag?’ zeg ik in een poging om af te leiden, ‘Wie staat er op je rechterarm getatoeëerd?’
‘Heeft te maken met Ninjutsu, een oosterse vechtsport die ik beoefende,’ licht Mark toe.
‘En die twee woorden die onder Buddha staan?’ vraag ik verder terwijl de drain onverminderd verstopt is ondanks onze goede intenties.
‘Amor fati’
‘Dat zegt me niets.’ Ik doe ondertussen een laatste poging de verstopping te verhelpen.
‘Omarm het lot.’ zegt Mark. We kijken elkaar aan… Ik druk nogmaals op de spuit, nog steeds geen beweging. ‘Ja, ja,’ roept Mark opeens uit. Hij voelt het eerder dan dat ik het zie, maar opeens zit er urine in de slang. De verstopping is verholpen. Tranen van ontlading biggelen over zijn wangen.
De foto van de tatoeage is door Mark zelf aangeleverd.
Christiaan Rhodius, arts palliatieve geneeskunde, november 2019