Als specialist ouderengeneeskunde kom ik regelmatig dilemma’s tegen. Ik ben gewend om hiermee om te gaan, ieders kant van het verhaal te horen en vanuit de individuele cliënt de best mogelijke oplossing te bedenken. Ook dan is het vaak moeilijk en spelen er verschillende belangen. Ook dan moet je regelmatig een keuze maken terwijl er geen goede tussen lijkt te zitten. Samen komen we er meestal wel uit. Maar nu, nu is het echt anders. Nu zijn er dagelijks dilemma’s. Het zijn er veel en ze zijn anders dan anders. Wat het anders maakt, is dat ik niet meer kan denken vanuit een enkel individu, maar vooral ook rekening moet houden met zoveel anderen. Wat goed is voor de een, mag geen gevaar zijn voor de ander. Waarbij je eerst alle partijen een stem geeft, beslis je nu voor anderen zonder overleg, wetende dat dat die ander pijn doet. Daarnaast is er zoveel onbekend. Het virus is nog steeds ongrijpbaar en pas achteraf zullen we weten of dit de juiste beslissing was.
Ik zie en hoor de hele dag door wisselende emoties. Sommige mensen zijn boos op de beperkende maatregelen, anderen omdat ik niet de bescherming heb kunnen bieden, die van mij verwacht werd. Ik zie boosheid door frustratie, moeheid, uit onmacht of als reactie op angst de regie te verliezen. Maar wat ik vooral hoor en zie is verdriet en angst. Angst bij bewoners, angst bij familie en angst bij personeel. Het meeste contact is op afstand, maar als je elkaar dan toch ziet op de afdeling, wordt het contact erg beperkt door je masker, bril en handschoenen. Je kunt er moeilijk doorheen kijken, het voelt anders. Meer dan eerst besef ik hoe belangrijk een gezichtsuitdrukking en aanraking is in het vinden van contact en het bieden van steun en troost.
Ook ik dacht eerst nog ”het valt allemaal wel mee met dat virus.” Later werd het duidelijker en bereidden we ons voor op wat zou gaan komen, met soms wel elk dagdeel nieuwe informatie, nieuwe maatregelen en nieuwe voorbereidingen. En net toen ik dacht “we gaan de goede kant op, we waren eigenlijk voorbereid op erger,” veranderde alles in een enkel moment. Ineens moesten er allerlei creatieve oplossingen bedacht worden om verdere besmetting te voorkomen. Wat op afdeling 1 werkte om de uitbraak tegen te gaan, bleek niet te werken op afdeling 2. Steeds weer schakelen en nauwelijks de tijd om er goed over na te denken. Mensen moesten verplicht op hun kamer blijven en als ze dat niet konden, hebben we ze uit hun vertrouwde omgeving gehaald en verplaatst, soms meerdere keren, terwijl ze zelf geen idee hadden waarom. Dit alles met het pijnlijke besef dat dat angst, onrust en vermoeidheid geeft.
De dagen gaan voorbij in een flow. Ik doe mijn best zoveel mogelijk te regelen en er te zijn voor personeel, bewoners en familie. Maar hoe graag ik het ook zou willen, ik weet dat het niet genoeg is. Waar je normaal een rustig gesprek zou voeren en een luisterend oor kan bieden, is het nu een kort telefoontje en vaak niet eens door mijzelf. De trein gaat de hele dag door. Als er dan op het einde van de dag het moment komt om toch maar naar huis te gaan en ik in de auto zit, dan komen de vragen, twijfels en soms ook de tranen. Wat ben ik nu eigenlijk aan het doen, waar zijn we met zijn allen mee bezig, wie help ik hier nu werkelijk mee? Hoe kan het dat we een paar maanden geleden zo hard ons best deden ons te richten op de kwaliteit van leven in plaats van de lengte van het leven? Waarom voelt het nu dat dat ineens anders moet? Is dit het allemaal waard?
Maar ik heb ook gezien wat er gebeurt op een afdeling wanneer er een uitbraak ontstaat. Hoe ziek mensen kunnen worden, hoe snel het zich kan verspreiden, hoe weinig klachten iemand kan hebben, maar dan plots toch overlijdt. En ik zie welke impact het heeft voor het personeel en hoe belangrijk het is hen te beschermen. Niet alleen voor zichzelf en hun families, maar ook om anderen te kunnen blijven helpen en om hen het leed zoveel mogelijk te besparen om voor al die zieke mensen en hun familie te moeten zorgen.
Dan weet ik dat het niet anders kan dan dat we de pijnlijke maatregelen zo goed mogelijk moeten volhouden en dat het mijn taak is anderen daarbij te motiveren. We moeten proberen het te stoppen. Het is echt vreselijk om te moeten zeggen dat iemand niet op bezoek mag komen, ook al gaat het slecht met vader of moeder. Wie ben ik om ze dat laatste stuk samen te ontnemen en pas toe te staan op het moment dat het levenseinde echt heel nabij is? Ben ik dan niet te laat? Het zijn onmenselijke keuzes, waar ik elke dag mee te maken heb en die ik moet maken met onvolledige kennis over het virus zelf en de consequenties van de maatregelen. We weten nog zo weinig.
Maar hoe groot de dilemma’s ook zijn, ik ga gewoon door en het is fijn om af en toe even met mijn collega’s hierover te kunnen praten. Ik ben super trots op al het personeel dat ondanks alle twijfel, moeheid en angst er ook voor gaat en dat het ons toch lukt om er samen het beste van te maken. Laten we ondanks alle hectiek soms samen even stil staan bij deze moeilijkheden.